HOW TO

Vet een bakvorm in. Schil en snij de appelen. Laat wat boter smelten. Stoof de appelen in de boter. Haal de pan van het vuur en laat afkoelen. Neem een goeie schep suiker en een beetje kaneel. Voeg dit met 3 soeplepels rozijnen toe aan de appels. Zet op het vuur en roer goed tot het water verdampt is. Flambeer dan met de jenever, de Limburgse witte.
Warm de melk op. Verbrokkel de gist in de lauwe melk. Neem zachte boter. Scheid de eieren. Neem de bloem en voeg 2 lepels suiker toe. Voeg de gist, melk en eierdooiers toe, maar blijf kneden. 
Maak twee bollen. Rol de eerste bol uit en leg in de bakvorm. Druk goed aan. Prik er in met een vork. Laat 10 minuten rijzen. Bedek met de plasticfolie en leg er een handdoek over. Verwarm de oven voor op 250°C. Meng een beetje eigeel met water. Smeer de korst in. 
Bedek het deeg met de appeltjes. Leg er een dekseltje van deeg op. Prik ook in dit deeg. 
Bak de taart 15 minuten in de warme oven. Haal ze na tien minuten uit de oven. Wrijf de taart in met het mengsel van ei en water. Bestrooi met amandelschilfers. Zet ze terug in de oven, maar nu helemaal onderaan en laat ze nog 5 minuten bakken.